...
EgyptSearch Forums Post New Topic  Post A Reply
my profile | directory login | register | search | faq | forum home

  next oldest topic   next newest topic
» EgyptSearch Forums » Deshret » QUEEN CHARLOTTE OF SURINAME

 - UBBFriend: Email this page to someone!    
Author Topic: QUEEN CHARLOTTE OF SURINAME
Egmond Codfried
Member
Member # 15683

Icon 1 posted      Profile for Egmond Codfried   Author's Homepage     Send New Private Message       Edit/Delete Post   Reply With Quote 
I WROTE SO MUCH

Koningin Charlotte van Suriname by Egmond Codfried

2007-02-12

Koningin Charlotte van Suriname

De Surinaamse bronnen staan vol met verwijzingen naar Charlotte van der Lith die op mij als zeer Surinaams overkomt. Veel mensen zeggen dat Surinaamse vrouwen ietwat bazig zijn! In haar geval loont het om ook buiten de Surinaamse bronnen te zoeken naar deze republikeinse leider en strijdster voor de onafhankelijkheid, want zij behoort tot het machtige geslacht Helvetius, waarover veel bekend is. De macht van de familie Helvetius aan het Nederlandse en Franse hof is de sleutel tot de ambitie en macht van koning Charlotte van Suriname.

Voor het schrijven van mijn toneelstuk ' Maria Susanna Du Plessis (1739-1795)' (2000), welke tien ongecensureerde voorstellingen genoot rond de onthulling van het Slavernijmonument, maakte ik gebruik van enkele eigenschappen van Charlotte om mijn personage MSDP van body te voorzien. Later ontdekte ik dat Jo Dompig en Eddy Bruma hetzelfde procede volgden bij het schrijven van hun beroemde, fictieve, toneelstuk ' Susann Duplessis' (1963) en haar tevens van zeven echtgenoten voorzagen en lesbische neigingen jegens kotbobi Alida!

Egmond Codfried
-----------------------------------------------------------------------------

CHARLOTTE VAN DER LITH

Lith, Charlotta Elisabeth van der© DVN, een project van ING en OGC (UU). Bronvermelding: Haas Anna de, Lith, Charlotta Elisabeth van der, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: http://www.inghist.nl/Onderzoek/Project … ata/deLith [15/11/2006]

LITH, Charlotta Elisabeth van der (ged. Den Haag 21-11-1700 – gest. Paramaribo 5-8-1753), invloedrijke vrouw in de bestuurlijke kringen van Suriname. Dochter van Diederich van der Lith (1660-1723), luthers predikant, en Elisabeth Baldina Helvetius (1679-1748). Charlotta van der Lith trouwde (1) waarschijnlijk op 19-12-1724 in Paramaribo met Hendrik Temming (ca. 1680-1727), gouverneur van Suriname; (2) op 17-7-1729 in Paramaribo met Charles Emilius Hendrik de Cheusses (1702-1734), gouverneur van Suriname; (3) op 10-2 of 2-3-1737 met Joan Raye (1698-1737), gouverneur van Suriname; (4) op 7-1-1742 in Paramaribo met Antoine Audra (gest. 1744), Waals predikant; (5) op 10 of 27-5-1748 in Paramaribo met Martin Louis Duvoisin (gest. 1751), Waals predikant. Uit huwelijk (1) werd 1 dochter geboren, uit (2) 1 dochter, en uit (3) 1 zoon.Van de vijf kinderen die in het gezin Van der Lith ter wereld kwamen en allemaal luthers gedoopt werden, was Charlotta Elisabeth het tweede. Alleen zij en twee jongere zussen, Philippina Amelia (1704-1732) en Geertrui Lucia Anna (1710-1763), bereikten de volwassen leeftijd. De andere twee stierven zeer jong: Wolff Johann Friderich (1698-1699) en Johanna Frederica (1702-1705). Charlotta’s vader was een hoogleraar in de filosofie afkomstig uit Bremen, haar moeder was de dochter van een bekend Haags medicus, Johannes Fredericus Helvetius (1630-1709), die oorspronkelijk uit Köthen (Anhalt) kwam.Het gezin Van der Lith leefde in redelijke welstand en woonde aan het Noordeinde in Den Haag. De ouders hadden goede connecties in Duitse diplomatieke kringen, zoals blijkt uit het feit dat de gezant van de Pruisische koning bij de doop van Charlotta Elisabeth aanwezig was en dat de baron von Smetlau, ‘Geheime Raad van Zijn Koninkl. Maj. van Pruisen’ en diens vrouw haar peetouders waren.Waarschijnlijk in 1722 vertrok Charlotta naar Suriname. Op 25 september van dat jaar meldde zij zich met een attestatie uit Den Haag bij de gereformeerde gemeente in Paramaribo. Enkele jaren later volgde haar zuster Philippina, die in 1732 ‘na een razende ziekte’ ongehuwd in Suriname zou overlijden (CBG, ‘Aantekeningen’). De reis naar Suriname maakte Charlotta als gouvernante van de dochter van Machteld van Wouw en Hendrik Temming, die in 1722 benoemd was tot gouverneur van Suriname. Niet lang na hun aankomst overleed Machteld van Wouw.HuwelijkenEind 1724 trouwde Charlotta Elisabeth van der Lith in Paramaribo met de weduwnaar Hendrik Temming. Het was haar eerste, maar zeker niet haar laatste huwelijk. Dat zij kans zag drie gouverneurs achtereen te trouwen mag op zijn minst opmerkelijk heten. Dat zij zich in haar laatste twee huwelijken, met predikanten, tegen de dan fungerende gouverneurs keert, wekt vermoedens over haar ambities – en eventueel haar karakter – die niet te verifiëren zijn. Waarschijnlijk vonden ondertrouw en huwelijk van Charlotta en Hendrik op dezelfde dag plaats. Het echtpaar kreeg een dochter, Johanna Baldina (1726-1774). Nog geen jaar na haar geboorte overleed Temming. Charlotta, dochter Johanna en Temmings dochter uit zijn eerste huwelijk, Catharina Eleonora, erfden zijn plantage Berg en Dal (ook: Bergendaal), waarvan overigens een deel al sinds haar huwelijk op Charlotta’s naam stond. Charlotta bleef in de gouverneurswoning aan het Plein wonen. Stiefdochter Catharina Temming vertrok in 1729 naar Den Haag, maar zou zes jaar later met haar man, Jacob Alexander Henri de Cheusses (1704-1735), terugkeren naar Suriname.Temmings opvolger als gouverneur, Hendrik de Cheusses, vrijgezel en broer van de zojuist genoemde Jacob, arriveerde op 9 november 1728 in Paramaribo en trof daar de weduwe Temming aan in het houten gouverneurshuis. Al op 1 januari 1729 gingen de weduwe Temming en Hendrik de Cheusses in ondertrouw. Zij trouwden echter pas een half jaar later. Uit deze verbintenis werd, op plantage Berg en Dal, een dochter geboren, Henriëtte Maria (1731-1763), die net als haar halfzusje al jong vaderloos werd: Hendrik de Cheusses overleed begin 1734 (in 1731 had hij nog een aanslag overleefd). Weer bleef de weduwe in het gouverneurshuis wonen, door wijlen haar tweede echtgenoot inmiddels herbouwd in steen.De Cheusses’ opvolger als gouverneur was zijn broer Jacob Alexander, echtgenoot van Catharina Temming, de stiefdochter van Charlotta Elisabeth. Jacob Alexander stierf echter kort na zijn ambtsaanvaarding. Zijn zwangere weduwe bleef met haar stiefmoeder achter in het gouvernementshuis. De verhouding tussen de twee weduwen De Cheusses schijnt niet erg vriendschappelijk geweest te zijn. Over de door hen samen geërfde plantage Berg en Dal hebben zij nog lang met elkaar overhoop gelegen.In 1735 kwam er weer een vrijgezelle gouverneur naar Suriname: Joan Raye, heer van Breukelerwaard, aanvaardde op 22 december van dat jaar zijn nieuwe functie. In de gouverneurswoning woonde nog altijd Charlotta Elisabeth, weduwe De Cheusses, met haar stiefdochter. Ruim een jaar na zijn aankomst, begin 1737, traden Charlotta en Joan Raye in het huwelijk. In juli van dat jaar verliet stiefdochter Catharina Temming voorgoed Suriname.Als gouverneur riep Raye weerstand op bij de kolonisten, die zich bij de Staten-Generaal in Den Haag beklaagden over diens ‘despotieke conduiten [: optreden]’. Raye diende zijn ontslag in, maar overleed voordat het zover kwam. Enkele maanden na zijn dood bracht Charlotta hun zoon Joan (1737-1823) ter wereld. Rayes plantage Breukelerwaard viel aan haar toe.Charlotta Elisabeth, weduwe Raye, hertrouwde vierenhalf jaar later met de Waalse predikant Audra. Deze overleed echter al in mei 1744, op de plantage Breukelerwaard. Ook het vijfde en laatste huwelijk van Charlotta Elisabeth, weduwe Audra, was van korte duur: de uit Zwitserland afkomstige Duvoisin, eveneens Waals predikant, met wie zij in mei 1748 trouwde, stierf eind 1751.Nageslacht en nalatenschapAlledrie de kinderen van Charlotta van der Lith zijn op enig tijdstip naar Nederland vertrokken. Johanna Baldina Temming woonde in 1742 in Den Haag, waarschijnlijk bij haar grootmoeder Van der Lith. Zij trouwde in 1745 met de koopman Etienne Couderc (gest. 1774) en keerde met hem terug naar Suriname, waar hij Raad van de Politie en de Criminele Justitie werd. Na haar mans dood vertrok zij naar patria en stierf het jaar daarop in Amsterdam. Henriëtte Marie de Cheusses trouwde in 1753 in Den Haag met Philip Hendrik baron van Lindau en verhuisde naar Duitsland, waar zij tien jaar later in Kassel overleed. Joan Raye jr. ten slotte werd omstreeks zijn elfde naar het vaderland gestuurd, waar hij in Leiden een rechtenstudie voltooide. Hij bleef ongehuwd en is nooit naar Suriname teruggekeerd.Charlotta van der Lith was een welgestelde vrouw. Weliswaar was het rendement van de houtplantage Berg en Dal waarschijnlijk laag, de suikerplantage Breukelerwaard, door Raye als terrein gekocht en vermoedelijk vrijwel geheel door de weduwe Raye opgebouwd, moet wel winstgevend zijn geweest. Bij haar overlijden werd Berg en Dal getaxeerd op 96.888 gulden en Breukelerwaard op bijna het drievoudige: 278.000 gulden.De cabaleIn Suriname was in die jaren sprake van ernstige fricties tussen bepaalde groepen kolonisten en opeenvolgende gouverneurs die, als vertegenwoordigers van de in Amsterdam gevestigde Sociëteit van Suriname, het doelwit werden van irritaties over de wijze van bestuur door de Sociëteit. Dat overkwam Joan Raye, maar ook zijn opvolgers Gerard van de Schepper, die in 1742 ontslag nam omdat hij genoeg had van de tegenwerking door de kolonisten, en Jan Jacob Mauricius (1692-1768), die op 17 oktober 1742 de functie van gouverneur-generaal aanvaardde. De protesterende kolonisten waren losjes verenigd in een ‘cabale’ van met elkaar verwante families. Daarin was Charlotta Elisabeth, eerst als mevrouw Audra, later als mevrouw Duvoisin, één van Mauricius’ felste tegenstanders. Het machtsspel kwam neer op een lange reeks van bestuurlijke maatregelen, protesten, intriges, ruzies en wederzijdse persoonlijke antipathieën, rancunes en beledigingen. Volgens Mauricius was de cabale eropuit om het bestuur van Suriname aan de Sociëteit te onttrekken en onder toezicht van de Staten-Generaal te stellen, een plan dat volgens hem onder anderen ‘de befaamde Madam du Voisin (...) heeft uitgebroeid’ (geciteerd Van der Meiden, 121).In 1747 zond de cabale op eigen kosten de advocaat Salomon du Plessis (1705-1785) met een volmacht – mede ondertekend door Charlotta – naar het vaderland om daar het nodige te ondernemen teneinde de terugroeping van Mauricius te bewerkstelligen. Aanvankelijk leek hij succes te hebben: in 1751 werd Mauricius op non-actief gesteld. In mei 1753 echter zuiverden de Staten-Generaal hem van alle blaam en verleenden hem eervol ontslag. Drie maanden na Mauricius’ eerherstel overleed zijn aartsvijandin, de weduwe Duvoisin, geboren Charlotta Elisabeth van der Lith. Zij werd begraven in Fort Zeelandia.ReputatieDe faam van Charlotta Elisabeth van der Lith is onverbrekelijk verbonden met de strijd van de cabale tegen gouverneur Mauricius. In de literatuur over deze kwestie krijgt zij een kwaadaardig, heerszuchtig en driftig karakter toegeschreven. Dit wordt soms ondersteund door verhalen over ruzies en gebeurtenissen die min of meer buiten de kwestie-Mauricius vallen. Ook is wel beweerd – onder anderen door Mauricius – dat zij vooral opgestookt werd door haar laatste echtgenoot, dominee Duvoisin, die volgens tijdgenoten woest en driftig van karakter was.De negatieve beeldvorming over Charlotta van der Lith is een gevolg van het feit dat vrijwel alle beschikbare informatie over haar afkomstig is van Mauricius. In niet nader aangeduide ‘familiepapieren’ staat zij echter te boek als ‘ene zeer verstandige vrouw, hebbende in de zaken van de Gouverneur J.J. Mauricius een sterke partij geweest’ (Van Sijpesteijn, 54). Ook is zij ‘een ambitieuze carrièrevrouw avant la lettre’ genoemd (Dikland).NaslagwerkenEncyclopaedie Nederlandsch West-Indië (onder Audra); NNBW (onder Cheusses; Mauricius; Raye; Temminck).ArchivaliaCBG, Den Haag: Dossier Van der Lith; Aantekeningen op de naam Van der Lith; Dossier Cheusses; Dossier Temminck; microfiches Eglises Wallonnes [Audra; Duvoisin].www.nationaalarchief.nl/koloniaal_suriname/dbase_gereformeerdenLiteratuur· C.A. van Sijpesteijn, Mr. Jan Jacob Mauricius, gouverneur-generaal van Suriname van 1742 tot 1751 (Den Haag 1858). · J.R. Thomson, Gouverneur Johan Jacob Mauricius op zijn lijdensweg (Paramaribo 1909). · Gerard Willem van der Meiden, Betwist bestuur. Een eeuw strijd om de macht in Suriname 1651-1753 (Amsterdam 1987) [hoofdstuk 6]. · H. Buddingh, Geschiedenis van Suriname (z.p. 1999). · Philip Dikland, ‘Houtplantage Berg en Dal aan de Surinamerivier’, op: http://nationaalarchief.sr (oktober 2006). · Philip Dikland, ‘Suikerplantage Breukelerwaard aan de Boven-Commewijnerivier’, op: http://nationaalarchief.sr (oktober 2006). · Bernd Katt, [over de familie Raye] in: Ph. Dikland, ‘Suikerplantage Breukelerwaard aan de Boven-Commewijnerivier’, op: http://nationaalarchief.sr (oktober 2006). IllustratieBerg en Dal ca. 1880.

Auteur: Anna de Haas
----------------------------------------------------------------------------
Aanval op Berg en Dal

Van Sypesteyn geeft aan dat Charlotte van der Lith, hoewel hoogzwanger, meteen afreisde naar Berg en Dal en leiding gaf aan haar slaven tegen de aanvallers, de Marrons. Haar dochter werd enkele dagen daarna op Berg en Dal geboren. Dit betreft een eurocentrische visie op de aanval. Toch valt op dat de slaven ' hun' plantage verdedigden en daarvoor later speciale privileges kregen.

Emond Codfried
-----------------------------------------------------------------------------

Bron: Inghist

1730 - aanval op de plantage
Zoals hierboven reeds vermeld, werd op 28 juni 1730 de plantage aangevallen door een groep bosnegers. Het verhaal is bekend gebleven door de beschrijving die Jan Jacob Hartsinck ervan gaf in zijn boek "Beschrijving van Guijana" :
"... Op de 28ste juni van het jaar 1730 vielen zij de plantage Berg en Daal aan, toebehorende aan den toen regeerende Gouverneur C.H. de Cheusses, gelegen boven in Suriname, hetgeen op de volgende wijze toeging :
Terwijl op die plantage gemalen werd en de meeste slaven in het veld waren om suikerriet te kappen en dat naar de molen te brengen, hadden de weglopers zich de hele morgen en mogelijk meer dagen tevoren opgehouden rondom de gronden aan de boskant, vanwaar zij alles konden zien wat de slaven deden. De bastiaan van deze plantage, gewoon zijnde altoos een schietgeweer met zich naar het veld te nemen, had het juist daar laten liggen en ook de meeste slaven legden, terwijl zij het riet droegen, hun kapmessen in stompen van bomen en elders. Dit door de weglopers bemerkt, sloegen die hun slag en vielen de slaven aan, terwijl zij eerst het geweer en zoveel kapmessen als zij goedvonden wegnamen. De slaven die nu meestendeels ontwapend waren en zich dus overvallen ziende, sloegen op de vlucht, ondertussen niet nalatende zich met de messen die ze nog over hadden en met suikerrietstokken zodanig te weren dat er verscheidene van de aanvallers gekwetst raakten. Een groot aantal slaven had de wijk genomen in een korjaal, die zo vol was dat zij omsloeg, waardoor een negerin verdronk. Een andere negerin die vervolgd werd, sprong in het water waar zij met het geweer door een wegloper geschoten werd in het gewricht van de linkerarm en in de hals. Vijf wijven die in het veld gebleven waren en niet konden ontvluchten, sleepten zij mee.
De blanken van die plantage, die op hun alarm toegeschoten waren, vonden onderweg de gevluchte slaven, die zich hier en daar schuil hadden gehouden, en gaven sommigen van hen geweren en anderen kapmessen. Aldus gewapend togen zij gezamentlijk naar de plaats waar de aanval geschied was. Doch aldaar niemand vindende, vervolgden zij de weglopers in het bos. Deze slaven waren zo verwoed, dat zij zonder naar de blanken om te zien reeds een berg verder waren dan de blanken, toen zij de weglopers achterhaalden. Deze verlieten daarop terstond de weggevoerde wijven, maar de slaven, die daarmee niet tevreden waren, vielen de negers opnieuw aan. Doch het ongeluk wilde dat het toen sterk regende, waardoor geen van de geweren wilde afgaan, dus kregen zij er maar een gevangen, die zij met de kolf van het geweer doodsloegen. Terwijl de avond viel, bedienden de weglopers zich van dat voordeel en kozen het hazenpad. Zij waren omtrent de veertig sterk geweest en op de plantage waren bijna zeventig weerbare mannen ..."
------------------------------------------------------------------------------
Plantage Berg en Dal
Bron: Wikipedia

Maar de pas in de kolonie aangekomen Temming vond de plaats geschikt, om hier met de aanplant van suikerriet te beginnen. Nog in hetzelfde jaar erkende hij 1500 akker (1 akker = ca. 0,43 ha) aan zichzelf toe- en bij een veiling kreeg hij de in het eigendom van de sociëteit staande gebouwen en de gronden van de goudmijn in zijn bezit. Verder verwierf hij nog 2000 akker aan de overkant van de Suriname. Nog tijdens zijn ambtsperiode (1722-1727) -die in deze tijd meestal met de dood eindigde- bestond de suikerplantage uit een areaal van totaal 5000 akker, die toen van 80 slaven werd bedreven.
Tijdens het bestuur van gouverneur Joan Raye (1735-1737), die met de weduwe van zijn voorgangers Hendrik Temming en Carel Emilius Henry de Cheusses (1728-1734), Charlotte Elisabeth van der Lith in het huwelijk was getreden, werd Berg en Dal in een houtplantage omgezet. Charlotte Elisabeth van der Lith was op dit tijdstip de enige eigenaresse van de plantage. Vanaf 1774, toen haar dochter Johanna Baldina Couderc, geboren Temming van de Gravenstraat 16 in Paramaribo naar Amsterdam verhuisde, werd de plantage Berg en Dal van administrateurs in Paramaribo beheerd. De erven van de 1753 te Paramaribo overleden Charlotte Elisabeth van der Lith verbleven vanaf 1774 in Nederland en Duitsland (tijdperk van het absentisme).
----------------------------------------------------------------------

De rol van de republikeinse Surinamers die Suriname onafhankelijk wilden maken, beschreven vanuit het kolonialistische gezichtspunt door Van Sypesteyn. Men noemde hen een ‘cabale,’ maar Mauritius schreef dat zij zichzelf lange tijd een ‘republicainsche’ noemden. (Recueil van Egte Stukken (1752))

Egmond Codfried

Bron: DBNL.org


Men poogde dan ook in het hof van policie leden der oppositie te vestigen, en daar een dier leden, Salomon Duplessis, de meeste stemmen van een dubbeltal verkregen had, werd hij geëligeerd door Mauricius(§) die hoopte èn dat hierdoor aan de tegenpartij genoegen gedaan wordende, deze meer tot billijke waardering zijner handelwijze zou worden gebragt, èn dat de genoemde Duplessis deze daad van loyaliteit van hem Gouverneur erkennen zoude - dan - Mauricius vleide zich met eene ijdele hoop.
De tegenpartij, door Mauricius steeds de Cabale genoemd, werd integendeel hierdoor meer verwaten, en Duplessis toonde zich, zooals Mauricius het noemt ‘als een woeste kwade kerel’ en in en buiten de vergaderingen van het Hof was hij immer de sterkste tegenstander van den Gouverneur; in de vergade-
(*)Notulen van Gouv. en Raden 25 en 26 Aug. 1744.
(§)Journaal van Mauricius 5 Feb. 1745.
[p. 210]
ringen vielen, tengevolge zijner heftigheid, soms ergerlijke tooneelen voor; en toen er bij het vacant worden van twee plaatsen in het Hof eene nieuwe verkiezing geschieden moest, cabaleerde hij met anderen, vooral met den raad Pichot, zeer sterk om die vacante plaatsen door mannen in zijn geest te doen vervullen; zulks mislukte hem echter, en als een blijk zijner heftigheid worde vermeld, dat hij over die mislukking zoo verwoed was, dat hij over de straat liep als een moedwillige bootsgezel, afgrijselijk in vloeken uitbarstende, terwijl hij n.b. van boosheid op een kogel beet.(*)
Meer en meer ontwikkelde de geest van tegenstand tegen Mauricius: de misnoegden begonnen vergaderingen te houden, waar voorzitters, secretarissen, ja zelfs thesauriers niet ontbraken. - Niet slechts was er strijd over algemeene beginselen, maar verscheidene particuliere gevallen maakten den strijd hatelijk en persoonlijk.
Die strijd werd niet alleen in de raadzaal of in vergaderingen gevoerd, maar zelfs in particuliere gezelschappen barstte te dier zake meermalen de ergerlijkste twisten uit, en niet slechts Mauricius, maar ook zijne vrouw, zijne bloedverwanten, al die men dacht dat zijne zijde kozen, werden de voorwerpen van den hevigsten haat, die zich soms in allerlei grofheden openbaarde.
Zoo verhaalt Mauricius in zijn dagboek 14 Dec. 1746, dat zijne vrouw en dochter, welke des avonds de zieke vrouw van Ds. Ronde een bezoek hadden gebragt, in het naar huis gaan, bij de woning van Visser, een ijverig lid der Cabale, door dezen als een anderen Simeï met vreeselijke vloekwoorden be-
(*)Als een staaltje van de wijze, waarop de publieke opinie in Suriname zich bij dergelijke gelegenheden openbaarde, zie notulen 4 Mei 1744.
‘Bij gelegenheid der verkiezing van een nieuw raadslid, gaf Mauricius zijne verontwaardiging te kennen, dat op de stembriefjes, die overluid voorgelezen moesten worden, soms baldadige en moedwillige beschimping van personen voorkwamen, ja de impertinentste en canailleuste declamatiën, waarom besloten werd dat voortaan bij dergelijke nominatien niet anders dan de namen der bedoeld wordende personen zouden worden gelezen - en dat zoo er meer op mogt vermeld zijn, dit als nietig zoude worden beschouwd.’
[p. 211]
leedigd werd(*) - een anderen keer werd mevrouw Mauricius door eenige dames nagejouwd - ‘daar gaat Trijn van Hamburg’ - Mauricius beklaagt zich in zijn dagboek hierover meermalen, wij deelen hieruit nog het volgende mede:(§) ‘Nadat het canailleuse wyf van Scherping(†) voor een jaar 't exempel heeft gegeven, van, op haar hoogen stoep sittende, op my en myn vrouw, (als wy voorbygaan) te spuuwen in plaats van te groeten, hebben ook op dat exempel sederd eenige maanden eenige dames, alle in deze naburige straat woonende, zich het woord gegeven, van my, myn vrouw en allen die voor Gouverneursgezind passeeren, niet wederom te groeten, al groet men eerst, specialyk Mev. l'Archer, de wed. van de Meel, de vrouwen van Pichot, Freher, Brouwer en Raket. De vrouw van Pichot heeft sich altyd voornaamlijk gesignaleerd met eene bysondere agiliteit - waarop wy ook sederd eenigen tyd de resolutie hebben genomen, van sachtjens voorby te gaan, zonder om te zien, doch gisteren ging 't zo verre, dat de vrouwen van Pichot en Brouwer op den stoep sittende myn vrouw in het voorbygaan met een schaterend gelach uitjouwden.’
Niet slechts telde Mauricius zijne tegenstanders onder vele der aanzienlijkste mannen, maar ook, gelijk wij uit het hier aangehaalde zagen, kozen de aanzienlijke vrouwen partij tegen hem. Eene der voornaamste onder haar was eene dame Charlotte Elisabeth van der Lith, dochter van een Hoogduitsch predikant, weduwe van drie Gouverneurs en later van twee Fransche predikanten.(**) Door hare huwelijken achtereenvol-
(*)Journaal van Mauricius 14 Dec. 1746.
(§)Journaal van Mauricius 3 April 1748.
(†)Scherping was secretaris van het hof; hij stond alzoo onmiddellijk onder den gouverneur.
(**)Zij huwde in December 1721 te Paramaribo met Hendrik Temming, die na het overlijden van Jéan Coutier, den 10den Oct. 1721 tot Gouverneur-Generaal van Suriname benoemd was en die den 1sten Maart 1722 het bestuur dier Kolonie aanvaardde. Na zijn overlijden hertrouwde zij den 17den Julij 1729 met den toenmaligen Gouverneur C.E.H. de Cheusses, welke den 1sten Februarij 1734 overleed, waarna zij ten derde male in het huwelijk trad den 10den Februarij 1737, en nu met den Gouverneur Joan Raije, die haar echter reeds den 11den Augustus van datzelfde jaar door den dood ontrukt werd. Den 7den Januarij 1742 huwde zij andermaal, nu met den predikant bij de Waalsche gemeente te Parimaribo, Anthony Audra, welke echter reeds den 17den Mei 1744 overleed, waarna zij eindelijk voor den vijfden keer (27 Mei 1748) in den echt trad met Louis Duvoisin, predikant bij de Waalsche gemeente, dien zij ook overleefde.
[p. 212]
gens met drie Gouverneurs was zij ruimschoots in de gelegenheid geweest invloed op den gang van zaken te kunnen uitoefenen; dit scheen hare heerschzucht meer en meer te hebben opgewekt, en niet tevreden met de vervulling harer pligten als moeder en echtgenoot, (zij was 7 Januarij 1742 ten vierde malen gehuwd met den predikant der Waalsche gemeente Audra,) begon zij al spoedig Mauricius te dwarsboomen, de aanleiding hiertoe was het volgende: Sedert den aanval der Marrons in 1730 op de afgelegene plantaadje Bergendaal, die Mev. Audra toebehoorde, was aldaar in de nabijheid eene militaire post geplaatst. De aldaar gestationeerde soldaten moesten gedurig over den grond der plantaadje gaan - Mevr. Audra klaagde te regt of ten onregte over den grooten last dien dit haar veroorzaakte. - De secretaris Jan Nepveu door Mauricius naar den heer Audra gezonden om deze zaak in der minne te schikken, vond slechts mevrouw die met de meeste impertinentie verklaarde, absoluut dien weg niet te zullen permitteren en degenen die er op kwamen, de beenen te zullen laten aan stukken slaan(†) - en toen Mauricius zich hierover gebelgd toonde, schaarde Mevr. Audra zich weldra onder de vijanden van den Gouverneur, ja werd weldra de ziel der Cabale, vooral na den dood van haar vierden echtgenoot, (den 17 Mei 1744), die eene openlijke vijandschap vreesde en meermalen getracht had haar tot bedaren te brengen. - De botsing tusschen haar en den landvoogd, door onderscheidene kleine omstandigheden gevoed, werd steeds heviger, waartoe veel bijdroeg haar onbetamelijke omgang met den Franschen Waalschen predikant Bartelomeus Louis Duvoisin, een woest,
(†)Journaal Mauricius 6 Febr. 1744. - Ook Sypensteijn deelt deze bijzonderheid mede.
[p. 213]
buitensporig en opvliegend man, met wien zij den 27sten Mei 1748 zich door den band des huwelijks verbond. Het zoude ons bestek te zeer overschrijden, indien wij een verhaal gaven van de onderscheidene moeijelijkheden met welke Mauricius te kampen had, en indien wij al zijne vijanden en de redenen hunner vijandschap tegen hem den lezer wilde leeren kennen. - Reeds uit het medegedeelde kan men oordeelen, hoe moeijelijk de toestand van Mauricius was. Daarbij kwam nog dat de personen die hem terzijde moesten staan, om rust en orde te handhaven, meerendeels de zijde zijner tegenstanders kozen. Zoo vond hij o.a. al spoedig tegenwerking bij den persoon, die op hem in rang volgde, namelijk de Commandeur, die als bevelhebber der troepen en als eerste Raad van Policie, grooten invloed zoowel ten kwade als ten goede kon uitoefenen. Philippe Cambrier, een Franschman, die vroeger kapitein bij de Zwitsers was, werd tot luitenant-kolonel en Commandeur benoemd en arriveerde kort na de aankomst van Mauricius in Suriname; hij was met de familie van Sommelsdijk vermaagschapt en met vele hooggeplaatste personen in Nederland bekend, met welke hij een gestadige briefwisseling onderhield, waarin hij de daden van Mauricius in een verkeerd daglicht plaatste, terwijl hij zich in Suriname aan de partij tegen den Gouverneur aansloot.
Toen Cambrier, die wegens verzuim in de dienst meermalen door Mauricius tot ijver en pligtsbetrachting moest worden aangemaand, in Feb. 1744 om zijn ontslag verzocht, werd hem dit verleend; in zijne plaats kwam Jean Louis L'Archer, heer van Keenenburg, sedert 1743 Ritmeester der cavallerie welke den 29sten December 1746 in Suriname arriveerde, doch hiervan had Mauricius weinig dienst. - L'Archer was veelal ziek en veroorzaakte daarenboven den Gouverneur veel moeite en onaangenaamheden, ‘daar hij’ schrijft Mauricius in zijn dagboek 5 November 1747, ‘plompelijk 't masker aflegt en geen schaduw van respect meer observeerd,’ hetwelk zelfs zoo verre ging dat dat de Gouverneur hem huisarrest deed aanzeggen en de bijwoning der vergaderingen verbieden; den 10den Mei 1748 overleed de heer L'Archer, en zijne vrouw behoorde sedert dien tijd tot de hevigste tegenstanders van den Gouverneur.

----------------------------------------------------------------------------
Johann Friedrich Helvetius
a.k.a. Johann Friedrich Schweitzer
Author
Code: OJFH

Born: 1625 - Kothen, Anhalt, NetherlandsDied: Aug. 29, 1709 - The Hague, Netherlands

Schweitzer, whose name was latinized to Helvetius, studied medicine at The Hague and became the physician to the Prince of Orange. He authored some medical and botanical works, but is primarily remembered for his work on alchemy, The Golden Calf (1667), in which he claimed to have witnessed a transmutation of lead into gold. The book went through numerous editions and was translated from the original Latin into many languages as late as the 19th century. Helvetius was the great grandfather of the French philosopher, Claude Adrien Helvetius.

N.B:

Helvetius was de grootvader van Charlotte van der Lith. Op afbeeldingen in google.nl een zeer donkere, gekleurde man. Dezelfde afbeelding is ook ontdaan van arceringen om hem wit te doen lijken.

Egmond Codfried

------------------------------------------------------

# Koningin Charlotte van Suriname

Verdere bronnen over Charlotte van der Lith's familie. Mijn streven is dus ook deze open bronnen te betrekken bij het schrijven van de Surinaamse geschiedenis om tot een postkoloniale visie te komen

Egmond Codfried

Claude Adrien Helvétius
From Wikipedia, the free encyclopedia
Claude Adrien Helvétius (February 26, 1715–December 26, 1771) was a French philosopher and litterateur.
Contents[hide]· 1 Early life · 2 Poetry · 3 Philosophy · 4 Bibliography · 5 See also · 6 References
[edit] Early life
Claude Adrien Helvétius was born in Paris, France, and was descended from a family of physicians, originally surnamed Schweitzer (latinized as Helvétius). His grandfather introduced the use of ipecacuanha; his father was first physician to Marie Leszczyńska, queen of France. Claude Adrien was trained for a financial career, but he occupied his spare time with poetry. Aged twenty-three, at the queen's request, he was appointed farmer-general, a tax-collecting post worth 100,000 crowns a year. Thus provided for, he proceeded to enjoy life to the utmost, with the help of his wealth and liberality, his literary and artistic tastes. As he grew older, he began to seek more lasting distinctions, stimulated by the success of Pierre Louis Maupertuis as a mathematician, of Voltaire as a poet, and of Montesquieu as a philosopher.
[edit] Poetry
His poetic ambitions resulted in the poem called Le Bonheur (published posthumously, with an account of Helvétius's life and works, by Jean François de Saint-Lambert, 1773), in which he develops the idea that true happiness is only to be found in making the interest of one person that of all
[edit] Philosophy
His philosophical studies ended in the production of his famous book De l'esprit (On Mind) published in 1758. The book was considered to be heretical, so atheistic that it was condemned by Church and State and was burned. He had to retract the ideas expressed in it. It was characteristic of him that, as soon as he thought his fortune sufficient, he gave up the post of farmer-general, and retired to a country estate, where he employed his fortune in the relief of the poor, the encouragement of agriculture and the development of industries. De l'esprit, intended to be the rival of Montesquieu's L'Esprit des lois (The Spirit of the Laws), appeared in 1758. It attracted immediate attention and aroused the most formidable opposition, especially from Louis, dauphin de France, son of Louis XV. The Sorbonne condemned the book: the priests persuaded the court that it was full of the most dangerous doctrines, and the author, terrified at the storm he had raised, wrote three separate retractions; yet, in spite of his protestations of orthodoxy, the book was publicly burned by the hangman.
The publicity resulted in the book being translated into almost all the languages of Europe. Voltaire said that it lacked originality; Rousseau declared that the very benevolence of the author gave the lie to his principles; Grimm thought that all the ideas in the book were borrowed from Diderot; Madame du Deffand felt that Helvétius had raised such a storm by saying openly what every one thought in secret; Madame de Graffigny claimed that all the good things in the book had been picked up in her own salon. In 1764 Helvétius visited England, and the next year, at the invitation of Frederick II, went to Berlin, where the king paid him much attention. He then returned to his country estate and passed the remainder of his life peacefully.
His philosophy belongs to the utilitarian school. The four discussions of which his book consists have been thus summed up:
1. All man's faculties may be reduced to physical sensation, even memory, comparison, judgment; our only difference from the lower animals lies in our external organization.
2. Self-interest, founded on the love of pleasure and the fear of pain, is the sole spring of judgment, action, and affection; self-sacrifice is prompted by the fact that the sensation of pleasure outweighs the accompanying pain; it is thus the result of deliberate calculation; we have no freedom of choice between good and evil; there is no such thing as absolute right--ideas of justice and injustice change according to customs.
3. All intellects are equal; their apparent inequalities do not depend on a more or less perfect organization, but have their cause in the unequal desire for instruction, and this desire springs from passions, of which all men commonly well organized are susceptible to the same degree; and we can, therefore, all love glory with the same enthusiasm and we owe everything to education.
4. In this discourse the author treats of the ideas which are attached to such words as genius, imagination, talent, taste, good sense, etc.
The original ideas in his system are those of the natural equality of intelligences and the omnipotence of education, neither of which gained general acceptance, though both were prominent in the system of John Stuart Mill. Also, C Beccaria states that he was largely inspired by Helvétius in his attempt to modify penal laws.
The keynote of his thought was that public ethics has a utilitarian basis, and he insisted strongly on the importance of culture in national development. His thinking can be described as unsystematic. Helvétius also had some influence on Jeremy Bentham.
[edit] Bibliography
A sort of supplement to the De l'esprit, called De l'homme, de ses facultés intellectuelles et de son éducation (Eng. trans. by W Hooper, 1777), found among his manuscripts, was published after his death, but created little interest. There is a complete edition of the works of Helvétius, published at Paris, 1818. For an estimate of his work and his place among the philosophers of the 18th century see Victor Cousin's Philosophie sensualiste (1863); PL Lezaud, Résumés philosophiques (1853); FD Maurice, in his Modern Philosophy (1862), pp. 537 seq.; J Morley, Diderot and the Encyclopaedists (London, 1878); DG Mostratos, Die Pädagogik des Helvétius (Berlin, 1891); A Guillois, Le Salon de Madame Helvétius (1894); A Piazzi, Le idee filosofiche specialmente pedagogiche de C. A. Helvétius (Milan, 1889); G Plekhanov, Beiträge zur Geschichte des Materialismus (Stuttgart, 1896); L Limentani, Le teorie psicologiche de C. A. Helvétius (Verona, 1902); A Keim, Helvétius, sa vie et son œuvre (1907).
[edit] See also
· Les Neuf Sœurs
· List of atheists
See D. W. Smith's "The Publication of Helvetius' De L'esprit (1758-9)",

--------------------------------------------------------------------------

#7 2007-03-06 18:09:39
Brokopondo
New member
Geregistreerd: 2007-03-06
Bijdragen: 2

Re: Koningin Charlotte van Suriname

Eerst een algemene opmerking, volgens de recente wetenschap staat de wieg van de moderne mens in Afrika- dus zijn wij met ons allen van Afrikaanse oorsprong. Als een ieder zich hiervan bewust zou zijn hadden wij misschien minder problemen tussen de verschillende culturen.

Ik zelf hou mij o.m. al een tijdje met de geschiedenis van de plantage Berg en Dal bezig. De hier citeerde lemma op wikipedia is een korte samenvatting van deze speurtocht. Een belangrijk onderdeel van de beginselen als suikerplantage is dicht met de naam Charlotte Elisabeth van der Lith verweeft en zij speelt nog steeds een rol in de orale overlevering van de oud Berg en Dalers. In de rol als hoog zwangere “Franse Marianne” met in haar linker hand de republikeinse vlag en in haar rechter hand de sabel houd om de plantage Berg en Dal tegen de marrons te verdedigen zie ik haar echter niet. De aanval was op 28 juni 1730 en haar tweede dochter, Henriette Marie de Cheusses werd pas op 26 september 1731 geboren. De oorzaak dat zij haar dochter op Berg en Dal ter wereld heeft gebracht is eerder in heit feit te zoeken dat haar
tweede echtgenoot Charles of Carel de Cheusses het gouverneurs paleis in deze tijd liet herbouwen. Wat niet wegneemt dat zij een strijdvaardige, moedige vrouw met doorzettingsvermogen was. Interessant lijkt mij je verwijs naar haar gekleurde grootvader Helvetius of Schweitzer, volgens Duitse bronnen ook Swietzer geschreven.
Heb je behalve een verwijs naar een foto van een portret op googl.nl nog andere informaties erover dat hij een mulat was? Ik heb een origineel portret van Henriette Marie de Cheusses gezien en een foto hiervan in huis. Als je haar hierop ziet zou je niet denken dat ook zij misschien gekleurde voorouders zou hebben. Aan de andere kant heb ik een verslag van een Duitse nakomeling van Charlotte Elisabeth van der
Lith gelezen, die honderd jaar naar haar dood, dus in 1853 de plantage heeft bezocht en haar o.m. als volgt beschrijft:” ...dat ik ter plaatse de grondvesting door onze energieke oermoeder, een geboren von der Lieth, een mooie mulattin heb gezien, dat ik de traditionele verering door de negers voor deze sterke vrouw gehoord heb...”

Over de slaven die “zijn” plantage heroïsch tegen de marrons hebben verdedigd (volgens een bericht van gouverneur de Cheusses) moet je aantekenen dat uit zicht van de slaven het in eerste instantie erom ging om “hun” vrouwen te behouden. Niet alleen te marrons hadden een vrouwen tekort maar ook de plantage slaven.
Bernd Katt

-----------------------------------------------------------------------------

Het gegeven dat iemand zwart bloed of een zwart uiterlijk heeft is minder van betekenis dan de identiteit van deze persoon. Dat beschouw ik als mijn bijdrage aan het afrocentrisme in Nederland. Maar helaas, om dat betoog te kunnen volgen zal men toch, net als ik, de secundaire bronnen moeten lezen. Mijn gedachte bij het afdrukken van de bronnen op Waterkant. net was dat kennisname wellicht op minder weerstand zal stuiten als het door een andere persoon wordt verteld. Dus daarom al die gedownloade postings van andere auteurs.

Om het fenomeen van Charlotte van der Lith te kunnen begrijpen, haar vele huwelijken, haar gedrag en haar macht, loont het om haar etniciteit erbij te betrekken. Zij trouwde met een kleinzoon van Cornelis van Aerssen, een zwarte familie. Charlotte stamde af van een machtig geslacht en haar achterneef was een belangrijke filosoof van de Verlichting. Wonderlijk is dat wij nooit haar portret te zien krijgen terwijl er honderden in omloop moeten zijn geweest voor familie en schoonfamilie na vijf huwelijken. Waarom Is dat? Omdat zij kennelijk hartstikke zwart was, net als haar opa Helvetius de lijfarts van stadhouder Willem III, en dat mogen wij van de 'superieure witte' Hollanders niet weten.

Egmond Codfried

-------------------------------------------------------
2007-03-09 15:31:35

Brokopondo

Re: Koningin Charlotte van Suriname

Men kan natuurlijk voor alles een theorie ontwikkelen en als het wel of niet in mijn denk- of spiegelbeeld past maak ik iemand een keertje zwart of een keertje wit.

Dus de verzweringstheorie van Codfried alias Glenn Marat vind ik een beetje absurd. Hij beweerd dat van Charlotte Elisabeth geen portretten bestaan en komt met zijn zwart/wit theorie: 'zij moet dus kennelijk 'hartstikke zwart' geweest zijn en dat mogen wij volgens de 'superieure witte' Hollanders niet weten.'

Ik probeer het nog een keertje serieus. De bekende feiten over de 'koningin' (ook tijdgezellin van de vrije zwarte Elisabeth Samson) zijn hier boven al een beetje geschetst. Hier zien wij dat zij in Suriname niet alleen vrienden heeft gehad. De bekendste tegenstander was vrijwel gouverneur Mauricius. Hij was zo een beetje de eerste intellectueel op deze post en hij hield van schrijven, ook over zijn ‘vijandin’. Mauricius heeft in zijn brieven haar heel wat tegen het hoofd geslingerd, maar nooit iets met betrekking tot een zwarte huidskleur. Hierover heb ik bij mijn onderzoek ook alleen iets in de boven vermelde brief uit 1853 (dus honderd jaar naar haar dood) gevonden. Aan haar gedrag, persoonlijkheid etc. is in ieder geval niet erkenbaar of zij nu een witte of zwarte identiteit had.

Dus feiten zijn gevraagd en geen wilde theorieën- ook al blijkt dat Charlotte Elisabeth en haar grootvader Helvetius zwart, wit, geel, bruin of rood waren.
-----------------------------------------------------------------------

Re: Koningin Charlotte van Suriname

Men kan en mag inderdaad in alle vrijheid theorieën ontwikkelen over alles en iedereen en het is aan de lezer of hij zich ergens mee kan verenigen of niet. Men mag als autodidact, vrij van huisnegersmetten en indoctrinatie en zelfhaat, zijn eigen gang gaan en in openbare bronnen speuren. Indien u Charlotte van der Lith heeft bestudeerd zult u bijvoorbeeld kunnen opmaken dat van Sypesteyn toegang had tot persoonlijke brieven, hij bedankt een baron daarvoor, waarvan hij eentje heeft afgedrukt in zijn hagiografie over J. Mauritius. Sypesteyn werd later gouverneur van Suriname. Dat zegt iets over Sypesteyn’s identiteit en de visie van waaruit hij schreef. Als wij kolonialisme afwijzen, als wij erkennen dat er zoiets als ‘witte suprematie denken’ bestaat, ook bij geïndoctrineerde en gestudeerde zwarten, dan moeten wij niet bevreesd zijn om vraagtekens bij ALLE eurocentrische auteurs te plaatsen

Van Sypesteyn had een overgrootmoeder Maria de Lange (1696-1744). Van haar zijn er twee afbeeldingen bekend, namelijk een portret door F.Decker (1731) en een portret met haar drie kinderen door C.Troost (1727). Ik heb beide portretten in mijn werk over de vergeten oma van Belle van Zuylen opgenomen en stel vast dat Decker De Lange als een pikzwarte vrouw schilderde. Niet minder zwart dan Julian C. With, met een grote neus en dikke lippen. Toch heeft ze iets Aziatisch rond de ogen en is met glad haar afgebeeld. Op het eerste oog dacht ik aan een type uit de Stille Oceaan. Troost schildert Maria de Lange echter als een blonde vrouw, met een kleine neus. Vergelijking van de datum van het doek met de leeftijden van de kinderen maakt duidelijk dat het geen portret van Maria de Lange kan zijn geweest. Desgevraagd schreef de conservator van Slot Sypesteyn dat men grapt dat Troost verliefd was op Maria de Lange en haar ‘mooier’ maakte. Dat is hoe witte superieure wetenschappers omgaan met serieuze wetenschappelijke onderzoeksvragen. Waarom bestaan er in duizenden gevallen zowel witte en zwarte afbeeldingen van dezelfde persoon? Haar vader heette Bonavontura de Lange en een zuster van haar vader huwde een man met familienaam ‘Turk,’ wat een leuke anekdote is. Het is bekend dat een nakomeling van gouverneur Sypesteyn, op jacht naar illustere voorouders, samen met een deskundige veilingen afliep om anonieme doeken op te kopen, om die vervolgens voor zijn familieleden te laten doorgaan. De gedachte is dat het Troost portret via deze route op Slot Sypesteyn terechtkwam. Deze deskundige was/werd directeur van het Iconografisch Bureau waar alle geheimen worden bewaard.

Inderdaad beschouw ik het ontbreken van schilderijen waar het in de lijn van verwachting bestaat dat zij er wel zouden moeten zijn, als een aanwijzing dat deze persoon mogelijk gekleurd oogde. En dat er geen ‘verwitte’ portretten zijn gemaakt. Het is geen primair bewijs, maar wordt door mij afgewogen tegen de andere aanwijzingen. Het determineren van anonieme doeken is een hele wetenschap die ik verrijk door de kennis van de fysische antropologie toe te passen. Als wij accepteren dat er gekleurde mensen waren in de adel, dan mogen wij etnische trekken bij de adel ook erkennen en betrekken in de beschrijving van portretten. Dat is hoe ik de tien stuks dubbel geanonimiseerde portretten van de familie gekleurde familie Van Goor, verstopt op Slot Zuylen, identificeerde. Voorheen moest de steenrijke familie het slechts met een portret van Maria Jacoba van Goor doen, de zwarte oma van Belle van Zuylen.


Overigens is het belangrijk te weten dat ik na het bestuderen van honderden gevallen tot mijn conclusies kwam. Ik baseerde mij op voorgangers die zich naar mijn smaak zich niet realiseerde dat pikzwarte mensen door schilders als lijkbleke witten werden afgebeeld. De reden zijn aanwijsbaar en gedocumenteerd. Tevens is het niet de bedoeling dat ik mijn hele boek van 200p, eerste verbeterde druk 2005, hier moet overschrijven. De zwarte en gekleurde natie had een ‘zwarte’ identiteit die hen met Afrika verbond. Zij waren een ‘gefixeerd, mulatten ras’ van mensen met zwart, wit en Aziatisch bloed. Sommigen waren meer Afrikaans, andere meer wit en anderen meer Aziatisch. Het bewijs via schilderijen is echter onzeker vanwege het ‘mooien’ van personen, vaak met hun eigen instemming. Het ‘mooien’ is te begrijpen als wij accepteren dat er midden 18e eeuw een revisionisme begon om zwarte wortels en zwarte voorouders van Europa te ontkennen en weg te maken.


Mike Nassau spreekt van Black Dutch die in de 17e eeuw, in grote getale uit heel Europa naar Amerika gingen. Daarom wijs ik een eurocentrische bewijsvoering af die eist dat men individueel personen pas als zwart mag identificeren (een zware aantijging!), als men een ‘Moor’ in de bloedlijn kan aanwijzen. Stel dat die Moor al vele eeuwen geleden heeft bestaan en zelf niet meer bekend is bij de familie. Stel liever dat gekleurde mensen steeds onderling huwen, een gefixeerd mulattenras werden, en meer donkere, als meer lichte kinderen krijgen. Stel dat mensen bij de zwarte elite wilden horen en bewust zwart(er) huwden, want zwart stond voor beschaving. Belle van Zuylen was beige, maar ‘haar’ mannen als Boswell, Constant en D’Hermenches waren heel zwart. De laatste was ook een Hugenoot uit Noord Frankrijk. ‘De Moor’ vindt men op religieuze doeken, centraal opgesteld, om aan te geven dat de eigenaar behoort tot de zwarte natie en zijn zwarte afkomst in ere houdt. Tevens dat zwarte Europeanen ondanks hun gelijkenis met Joden en Moslims, toch goede christenmensen zijn.


Afgaande op verschillende aanwijzingen, zoals dat de zwarte natie werd verdreven naar de kolonies om het slavernij systeem te bemannen en dat de Cornelis van Aerssen een zwarte man was, misschien geen ‘klassieke neger’ zoals Johan C. With, maar zijn oma Petronella Borre heeft kroes haar op een paneel van Van Miereveldt (1636); veronderstel ik dat alle Surinaamse gouverneurs en hun vrouwen ‘zwart en gekleurd’ waren. Dus zeker ook Mauritius want de voorname planters waren een gekleurde natie en zouden geen witte gouverneur accepteren. Hij werd door Troost valselijk als een witte man afgebeeld. Zijn vrouw en kinderen krijgen wij niet te zien. Tevens behoorde zijn derde vrouw tot de familie Pauw waarvan ik aanwijzingen heb dat zij Afrikaans uitzagen. Hij was een vreselijke ‘namedropper’ en zijn voorname contacten waren gekleurde mensen. Mauritius was bevriend met mensen rond en binnen de familie van Aerssen, af te leiden uit familiestambomen. Verder speculeer ik dat de naam Mauritius is afgeleid van Mauris wat Moor betekent. Blakely en Snowden opperen de mening dat familienamen als Zwart, Bruin en Moor ( of variaties op die namen) en Moren in familiewapens kunnen wijzen op zwarte etniciteit. Tevens namen als Wit(t)of With!


Mijn onderzoek heeft de trekken van een forensisch onderzoek als men accepteert dat eurocentrische wetenschappers van ’s morgens tot ’s avond liegen. Waarom zou men zijn privilege als ‘superieure’ witte op willen geven door bewijzen van zwarte voorouders te openbaren? Waarom mag ik niet kijken naar een zwarte opa Helvetius om Charlotte van der Lith als zwart te identificeren? In de17e eeuw, net als in de oudheid, waren kunstenaars slim genoeg om wit van zwart van gemengd te onderscheiden. De zus van Charlotte was de oma van Jacobus van der Werff, de neef van Maria Susanna Du Plessis te Utrecht. Alle mensen herkennen een Afrikaans ogend jongetje in het portret wat ik opduikelde. Te zijner tijd zullen wij met DNA testen de lijken te lijf gaan, om te bevestigen wat ik hier beweer. Zwarte en witte mensen behoren tot dezelfde soort, maar er bestaat iets als Afrikaanse cultuur welke van generatie tot generatie word overgedragen. Als wij accepteren dat zwarte beschaving 10.000 jaar bestaat, moeten er ook niet fysieke aanwijzingen zijn bij zwarten in de diaspora. Dus de Verlichting als een zwart concept benaderen omdat Socrates, Descartes, Voltaire, Rousseau, Kant, Hume, filosoof Helvetius en De Staël zwarte Europeanen waren.

Egmond Codfried

N.B. De zelfhaat van zwarten weerhoudt zwarten de andere zwarte de granie en respect te geven, dus moeten wij via schuilnamen met elkaar converseren op Waterkant.net.

----------------------------------------------------------------------------

Koningin Charlotte van Suriname

De grote Sjeik Anta Diop heeft vastgesteld dat in de Afrikaanse, matriarchale beschaving kinderen de status van de moeder volgen. Tevens weten wij dat een geboren Jood alleen uit een Joodse moeder kan worden geboren. Gewapend met deze kennis verklaarde ik in mijn werk over ‘Maria Susanna Du Plessis : Dader of slachtoffer?’(2003) dat wij dus niet verwonderd moeten zijn als wij zien dat kinderen van de Europese meester bij een Surinaamse slavin, deel blijven uitmaken van de slavenstand. In patriarchaal Europa volgen kinderen de status van hun (legale) vader. Van de bekende gevallen van een zwarte vader en een Europese moeder (zie Hoogtepunten seksuele moraal door E.C.) staat er niets over de status van de vader, maar ook niet dat moeder en kind van elkaar werden gescheiden. Zoals je kan lezen dreigde de hooggeboren Constance Pichot haar verloofde dat zij nog liever een Neeger (= slaaf) zou nemen dan nog met hem te slapen.


De aanduiding ‘mulat’ kan nooit opgevat worden als informatie over het genotype van een persoon. Het is fenotypisch bedoeld in de zin van: stel dat een pikzwarte Afrikaan met een helblonde Zweedse zou neuken. Hoe zou het kind eruit zien? Het idee van mulat, mesties, casties, poesties etc is een huis en tuin systematiek. Hoe lichter van kleur, hoe loyaler aan de meesters, was een overweging. Maar men moet uitkijken, want ook lichtgekleurde slaven kunnen de Europese overheersing afwijzen. Vanwege de misvattingen over deze zaak zoeken eurocentrische onderzoekers bij Oso en Wi Rutu naar vreemde verklaringen dat een als mulat aangemerkte persoon dus een witte vader had en een zwarte moeder. Maar waar deze niet met elkaar mochten huwen, blijft bij hun de vraag hoe zoiets dan mogelijks was. Mijn verklaring is dat ook twee ‘mulatten,’ althans twee gekleurde, autochtone Europeanen een ‘mulat’ ogend kind kunnen verwekken. Binnen één gezin kunnen de kinderen van heel licht tot heel donker variëren. Noem mij een beroepsgedeformeerde persoon, maar toen ik de immens getalenteerde Ritchy en Sharon voor het eerst zag, dacht ik aan het uiterlijk van de Surinaamse meesters. Sharon in haar empire-waist jurken met natuurlijke krullen is als Madame de Recamier of Maria Susanna Du Plessis.


Een portret van Marie de Cheusses, achterkleinkind van J.F.Helvetius, waarop haar zwarte etniciteit niet zichtbaar is, terwijl dat redelijkerwijs wel zichtbaar was, moet aangemerkt worden als een ‘verwit’ schilderij waar de trekken zijn ‘vergriekst’ en de huid als wit wordt weergegeven. Ik ga ervan uit dat haar vader gouverneur De Cheusses, als lid van de familie van Aerssen, zwart was. Zijn volle nicht Anna Margaretha van Aerssen en volle neef James Boswell waren zwart van huid. De kunstenaar had als opdracht schoonheid te creëren, net zoals de moderne cosmetische chirurg jeugdigheid en slankheid moet scheppen. Zwart was lelijk bevonden en wit was mooi. Dit genoemde werk kan een origineel zijn die al bij de conceptie werd ‘verwit’ of is overgeschilderd met beige verf of kan her-schilderd zijn naar een ‘zwart’ origineel die weggemaakt is of ergens in Frankrijk wordt verstopt door Comtesse d’Andlau! De enige zoon van Charlotte van der Lith, Joan Raye, zou alle portretten van zijn familie hebben laten vernietigen. Waarom? Mijn hypothese was dat de zwarte portretten werden weggemaakt om de zwarte voorouders te verbergen. Wij moeten dus speuren naar persoonsbeschrijvingen en zwarte portretten die de racistische beeldenstorm hebben overleefd. Kan men dit portret aub aanmelden bij het Iconografisch Bureau en hen een fotokopie van de foto sturen?


Portretten zijn geen foto’s, die overigens vanaf dag één werden geretoucheerd om mensen witter en ‘arischer’ te maken. Alle menselijke afbeeldingen zijn onderworpen aan esthetische opvattingen, mode en symboliek. Wat allemaal weer ondergeschikt is aan politieke denkbeelden. Het is dus naïef van de eurocentrische onderzoeker om er zonder enig voorbehoud van uit te gaan dat alle witte portretten een getrouwe afspiegeling zijn van de etniciteit van een persoon. Eerder zijn ze een afspiegeling van hoe de persoon zichzelf wil laten zien of hoe zijn familie hem wil herdenken. Vanwege het revisionisme ontstond de witte make-up en blonde pruikenmode om in publiek verplicht de nieuwe orde van ‘witte superioriteit’ uit te dragen. Deze mode baarde de modieuze verwitte portretten. Verwitte families hadden geen boodschap aan een zwarte opa of opa, al hebben zij de naam en het geld verdient. Ze oogden zwart en zwart was vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw ‘dierlijk, vies, stinkend, wraakzuchtig, dom etc.’ Blijkbaar vandaag nog steeds, want de staf van musea weigert de zwarte etniciteit van de voorouders te tonen.

Egmond Codfried

---------------------------------------------------------------------------
Geachte Herr Bernd Katt,

Naar aanleiding van uw bijdrage op de site van het Surinaamse archief schijnt het dat u geen nieuwe feiten over Charlotte van der Lith heeft gepubliceerd, dan wat reeds in de openbare primaire bronnen en secundaire bronnen te lezen valt. Moeten wij tot in lengte van dagen deze informatie herkauwen of mogen wij ook nieuwe, meer inspirerende inzichten aandragen? Zoals haar etniciteit.

Vanwege de etniciteit van verschillende bekende vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden ga ik ervan uit dat zij allemaal leden waren van de zwarte en gekleurde Europese natie. Net als de hugenoten betrof het mensen van kleur. Dus ook gouverneur Joan Raye, de echtgenoot van Charlotte van der Lith. Het Rembrandt schilderij van Maurits Huygens, van een andere protestantse Vlaamse familie, toont een mulat. Reden waarom het Huygensmuseum weigert een kopie te tonen naast zijn broer, ouders, werkgever en zusters. Hun verklaring dat zij niets van hem zouden afweten en hem dus niet tonen, snijdt geen hout. Er is tevens meer dan genoeg over Maurits Huygens gepubliceerd.

Een mulat kan heel licht tot heel donker zijn. Een lichte huid kan gepaard gaan met sterke Afrikaanse trekken, terwijl een donkere huid juist gecombineerd wordt met Europese trekken. Anna Margaretha van Aerssen was volgens Boswell, haar grootneef, 'black as chimney.' Hij noemt zich ‘black’ en was volgens een biograaf ‘swarthy.’ Dat is blijkbaar een eufemisme voor zwart van huid, maar geen Afrikaanse trekken. De biograaf stelt tevens dat niets van de ' swarthyness' te zien is op een bekend portret welke Boswell tijdens zijn Grand Tour in Italie liet maken, maar doet verder niets met deze constatering. Daar is waar mijn taak begint. Dit fenomeen komt heel vaak voor en moet verklaard worden. Zwarte mensen lieten zich dus als witten afbeelden, of werden naderhand gewit.

U zou zich als Surinaams-Duitse onderzoeker ook moeten oriënteren op de afrocentrische wetenschap wat u kennelijk laatdunkend onder 'verzweringideeën' plaatst. Waarom zouden anno 2007 de gedachten van zwarten over zichzelf en hun eigen geschiedenis niet gehoord mogen worden? Denkt u nog werkelijk dat witte mensen als u alles beter weten?

Egmond Codfried

-----------------------------------------------------------------------------
Koningin Charlotte van Suriname

Brokopondo schreef:


Interessant lijkt mij je verwijs naar haar gekleurde grootvader Helvetius of Schweitzer, volgens Duitse bronnen ook Swietzer geschreven.
Heb je behalve een verwijs naar een foto van een portret op googl.nl nog andere informaties erover dat hij een mulat was? Ik heb een origineel portret van Henriette Marie de Cheusses gezien en een foto hiervan in huis. Als je haar hierop ziet zou je niet denken dat ook zij misschien gekleurde voorouders zou hebben. Aan de andere kant heb ik een verslag van een Duitse nakomeling van Charlotte Elisabeth van der
Lith gelezen, die honderd jaar naar haar dood, dus in 1853 de plantage heeft bezocht en haar o.m. als volgt beschrijft:” ...dat ik ter plaatse de grondvesting door onze energieke oermoeder, een geboren von der Lieth, een mooie mulattin heb gezien, dat ik de traditionele verering door de negers voor deze sterke vrouw gehoord heb...”

Bernd Katt

Methodieken en problemen bij het indentificeren van gekleurde Europeanen

Voor mensen die vanwege koloniale indoctrinatie behoefte hebben aan bevestiging door een blanke om een bewering van een zwarte neger als Egmond Codfried voor waarheid te willen aannemen. Bij deze heeft meester Katt uit zijn eigen bronnen gevonden dat Charlotte van Lith vijfvoudige weduwe en drievoudige gouverneursweduwe van Suriname een gekleurde vrouw was en wordt beschreven als 'mulattin.' Helaas staat deze informatie nog niet in zijn Wikipedia artikel terwijl dit toch opmerkelijk genoeg is.

Ik beschik niet over deze niet openbare bron, maar stelde in het algemeen vast, naar aanleiding van vele voorbeelden dat de Surinaamse planters gekleurde Europeanen waren en geleid werden door gekleurde gouverneurs. De gekleurde natie was endogaam, huwde onderling, en werd vanwege hun uiterlijk gediscrimineerd. Dit volgde nadat zij eeuwenlang een elite hadden gevormd in Europa. Om deze werkelijkheid te verbergen hanteert men een revisionisme en tonen alle Europese musea ons vervalste portretten van zwarte en gekleurde personen die als witten zijn afgebeeld. Soms met blonde pruiken op.

De indicatie 'mulattin' kan niet slechts opgevat worden als een kind uit een huwelijk van een witte en een zwarte. Ook twee mulattenouders brengen mulattenkinderen voor. Het was meer een huis en tuin systematiek om personen te beschrijven in de zin van stel dat een zwarte en een witte een kind hadden, hoe zou het eruit zien. Beter is daarom te spreken van een 'mulattentype' namelijk een gemengde etniciteit van heel licht tot heel donker. Ik spreek in mijn werk over 'een gefixeerd mulattenras' met personen die meer wit of meer Afrikaans of meer Aziatische trekken vertoonden. Maar belangrijker vond ik de zwarte en gekleurde identiteit bij de leden van deze natie welke stond voor beschaving en aristocratie. Men deed moeite om de kleur te behouden.

http://hdelboy.club.fr/helvetius_iohannes.jpg Het zwarte portret van J.F. Helvetius

http://www.alchemywebsite.com/images/port10.jpg Hetzelfde portret, maar nog zwarter afgedrukt. Men manipuleert reproducties van zwarte portretten door hen lichter af te drukken dan ze in werkelijkheid ogen.

De zwarte etniciteit van Charlotte van der Lith volgt ook uit het portret van haar opa J.F. Helvetius en die van de kleinzoon van haar zuster welke een zeer Afrikaans uitziende, aristocratische jongen toont, hoewel de huid wellicht valselijk als wit is weergegeven. Er zijn personen die kijkend naar de zwarte portretten die ik verzamel ontkennen dat het de afbeelding van een persoon met een gekleurde of pikzwarte huid betreft. Nu wij dus een schriftelijke aanwijzing hebben van kleur bij de kleindochter, kunnen wij ervanuit gaan dat de gravure van haar opa wel degelijk een zwart getinte persoon toont. Net als hoe ik omgekeerd redeneerde dat de opmerking van Belle van Zuylen 'Ik heb niet de witte handen' een bevestiging vormt dat het afrocentrisch portret van haar oma wel degelijk een gekleurde regenten vrouw toont. Dat vastgesteld volgt dan de vraag hoe het zit met het tweede bekende portret van Helvetius welke in de heruitgave van zijn werk 'Het gouden kalf' is te zien. Deze beschouw ik als een vervalste kopie van het zwarte portret waarbij men de arceringen heeft geelimineerd die de huid zwart maakten. Men heeft Helvetius dus gewit.

Helvetius correspondeerde met de lesbische koningin Christina van Zweden, een gekleurde vrouw die niets leek op de (lesbische) Greta Garbo die haar rol speelde in een film. Vooral haar neef Charles X oogt zeer zwart en kroesharig, met prognastische, dikke lippen. Allemaal typisch voor de vorsten uit die periode als Charles II Stuart van Engeland en zijn neef, koning-Stadhouder Willem III. Helvetius was de lijfarts van Stadhouder Willem III en de Staten -Generaal. Zijn zonen en kleinzonen waren machtig aan het Franse hof en een achterkleinzoon huwde met een lid van de familie van Marie Antoinette. Een zeer ambitieuze familie. Een achterachterkleindochter oogt erg kroesharig op een portret door Madame Vigéé de la Brune (zie bijlage) die haar zwarte klanten wit schilderde, zoals te zien op haar portert van Madame de Staël. Zijn kleindochter Charlotte huwde dus drie Surinaamse gouverneurs en werd leider van de republikeinse onafhankelijkheidpartij van Suriname. Een zwarte vrouw die woonde op het gouvermentspaleis met haar even zwarte echtgenoot en later leiding gaf aan ook de manlijke planters.

Van haar enige zoon Joan Raye staat vermeld in de uitgave van zijn reisverslagen dat hij opdracht gaf alle familieportretten te vernietigen. Waarom? Ik ga ervanuit dat het ontbreken van een portret waar het in de lijn der verwachtingen is dat zo een portret heeft bestaan, als een aanwijzing, geen bewijs, dat wij met een zwart portret van een zwarte Europeaan te maken hebben en deze is weggemaakt of verstopt wordt in een prive familiecollectie. Men zou eerder vermoeden dat latere, verwitte generaties de zwarte portretten lieten vernietigen.

Egmond Codfried

Bijlage:

http://www.batguano.com/helvetius.jpg

Portret van : Countess Marie Adelaide Genevieve d'Andlau - 1805
oil on canvas. Marie d'Andlau (1754-1817) was the daughter of the French philosopher, Claude Adrien Helvetius (achterkleinzoon van J.F. Helvetius), and Anne Catherine "Minette" de Ligniville (1720-1800) a relation of Marie Antoinette. The sitter married Antoine Henri, comte d'Andlau (1746-1820). She was related to the Hapsburgs, Holy Roman Emperors and thus to Marie Antoinette which is how Claude Helvetius became the tutor of the Queen. Anne Catherine de Ligniville was also related to the marquise du Chatelet, Voltaire's girlfriend. Claude Helvetius was a philosopher of the age of enlightement and a friend of Voltaire.

Geplaatst op Sep 5, 2007, 5:27 AM
van IP adres 192.87.123.50

Posts: 5454 | From: Holland | Registered: Aug 2008  |  IP: Logged | Report this post to a Moderator
Ase
Member
Member # 19740

Rate Member
Icon 1 posted      Profile for Ase     Send New Private Message       Edit/Delete Post   Reply With Quote 
 -

P.S I hope thats not your IP you just posted lol.

Posts: 2508 | From: . | Registered: Nov 2011  |  IP: Logged | Report this post to a Moderator
Egmond Codfried
Member
Member # 15683

Icon 1 posted      Profile for Egmond Codfried   Author's Homepage     Send New Private Message       Edit/Delete Post   Reply With Quote 
IP adress of the Royal Library in The Hague: so what?

By now I have fans everywhere in the world, so I should be using all possible languages. Sorry for the people who only speak english, and never left their village, and nobody on their whole family ever entered a plane.

Posts: 5454 | From: Holland | Registered: Aug 2008  |  IP: Logged | Report this post to a Moderator
Ase
Member
Member # 19740

Rate Member
Icon 1 posted      Profile for Ase     Send New Private Message       Edit/Delete Post   Reply With Quote 
You should be using the language most common to this board--English. At least translate whatever language you are using Egmond goodness...
Posts: 2508 | From: . | Registered: Nov 2011  |  IP: Logged | Report this post to a Moderator
   

Quick Reply
Message:

HTML is not enabled.
UBB Code™ is enabled.

Instant Graemlins
   


Post New Topic  Post A Reply Close Topic   Feature Topic   Move Topic   Delete Topic next oldest topic   next newest topic
 - Printer-friendly view of this topic
Hop To:


Contact Us | EgyptSearch!

(c) 2015 EgyptSearch.com

Powered by UBB.classic™ 6.7.3